Skip to content

De positie van de vrouw in islam

De positie van de vrouw in islam

Hoe kijkt islam volgens een Soennietische theoloog naar de positie van de vrouw in islam? Huistheoloog van Sophia Academy verklaart door middel van enkele voorbeelden een mogelijke visie.

De rechten en verantwoordelijkheden van een vrouw in de islam zijn gelijk aan die van een man, maar zijn niet noodzakelijkerwijs identiek (hetzelfde). Gelijkheid (gelijkwaardigheid) en gelijksoortigheid (identiek zijn) zijn niet hetzelfde en zouden niet verward mogen worden. Mensen zijn niet identiek, maar wel gelijkwaardig geschapen. Met dat onderscheid in het achterhoofd, is er helemaal geen excuus voor enig argument dat de vrouw inferieur zou zijn ten opzichte van de man. Het feit dat de islamitische wet vrouwen gelijke, maar geen identieke, rechten geeft toont aan dat hij [het wezen van] de vrouw als een vrouw erkent, met zuivere respect voor zowel de verschillen in de (lichamelijke en geestelijke) gesteldheid en de persoonlijkheid als de gelijkheid van haar behoefte aan sociale en politieke waardigheid (waardering).

Het is de moeite waard om hier een kort overzicht te geven van de rechten van de vrouw in de islamitische wet:
• De vrouw wordt erkend als een volwaardige en gelijke partner van de man in de voortplanting van de mensheid. Hij is de vader, zij is de moeder en beiden zijn essentieel voor het leven. Haar rol is niet minder belangrijk dan die van de man. In haar partnerschap heeft zij een gelijk deel in respect en waardigheid; uiteraard geniet zij als moeder meer respect en zorg van de kinderen, overeenkomstig het bevel van de Profeet: “Het paradijs ligt onder de voeten van de moeders.” (an-Nasâ’î, “Jihâd”, 6)

• Een volwassen vrouw is gelijk aan een volwassen man in het dragen van de verantwoordelijkheden, sommige individueel en andere gedeeld met anderen, en zij is gelijk in de beloning die zij krijgt voor haar daden. Ze wordt erkend als een onafhankelijke rechtspersoonlijkheid, die over morele en intellectuele kwaliteiten en spirituele aspiraties beschikt, die kenmerkend zijn voor alle menselijke wezens. De menselijke natuur van de vrouw is niet inferieur aan, noch anders dan die van de man. Beiden zijn de wederhelften van elkaar.

• Zij is gelijk aan de man in het volgen van onderwijs of vergaren van kennis. Ruim veertien eeuwen geleden verklaarde de profeet Mohammed, (vzmh), dat het vergaren van kennis (die nodig is voor iedere gelovige) de plicht is van elke moslim (man en vrouw). (Ibn Mâdjah, “Moeqaddimah”, 17)

• Zij heeft recht op dezelfde vrijheid van meningsuiting als de man. Haar uitgesproken meningen worden in overweging genomen en mogen niet buiten beschouwing worden gelaten, zuiver en alleen omdat zij een vrouw is. In de Qur’an wordt niet alleen aangegeven dat vrouwen vrijuit hun mening gaven, maar ook beargumenteerden als er met hen werd gediscussieerd. Zij namen zelfs deel aan serieuze gesprekken met de Profeet zelf, zodanig dat dit het onderwerp werd van een soera in de Qur’an met de naam ‘De Pleitende Vrouw’ en dat haar klachten werden aangehoord door Allah (bijvoorbeeld soera Al-Moedjadilah, De Pleitende Vrouw 58:1-4; en 60:10-12).

• Een vrouw heeft gelijke rechten volgens de wet om contracten te sluiten, om te ondernemen en commerciële ondernemingen te leiden om onafhankelijke rijkdom te vergaren en te bezitten. Haar leven, haar bezittingen en haar eer zijn net zo heilig als die van de man. Als zij een overtreding begaat, is haar straf niet minder of meer dan die van een man in dezelfde situatie. Als haar kwaad is aangedaan of zij is benadeeld, krijgt zij een compensatie gelijk aan wat een man in dezelfde situatie zou krijgen (zie 2:178; en 4:92-93).

• Afgezien van de erkenning van de vrouw als een onafhankelijk mens, wordt zij erkend als even essentieel voor het voortbestaan van de mensheid. De islamitische wet (afgeleid van de Qur’an) heeft een aandeel van de erfenis aan de vrouwelijke erfgenamen toegewezen, zoals uitgelegd is in soera an-Nisâ, voetnoot 5.

• Vrouwen genieten een aantal privileges waar mannen van zijn uitgesloten. In het huishouden is zij vrijgesteld van alle financiële verplichtingen. Als moeder geniet zij meer aanzien en hogere eer in de ogen van Allah (31:14-15; 46:15). Als echtgenote heeft zij recht om van haar aanstaande man een geschikte bruidsschat te vragen voor haarzelf. Zij heeft recht op de steun en medewerking van haar man. Ze hoeft niet te werken of te delen in de huishoudelijke kosten van haar man. Als dochter of zus heeft zij recht op steun en medewerking van respectievelijk haar vader of broer. Dat is haar privilege. Als zij wil werken of in haar eigen onderhoud wil voorzien en wil deelnemen in de familieverantwoordelijkheden, is zij vrij om dat te doen, op voorwaarde dat haar rechten en eer gewaarborgd worden.

Tenslotte, het is van geen betekenis dat de Qur’an doorgaans mannelijke voornaamwoorden gebruikt als hij een gemeenschap aanspreekt of aan een gemeenschap refereert. Het is een kenmerk van bijna alle talen dat het mannelijke voornaamwoord wordt gebruikt voor een groep die door zowel mannen als vrouwen wordt gevormd.

Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat door de eeuwen heen in de geschiedenis van de meeste samenlevingen de man in zekere “mate” meestal meer verantwoordelijkheid droeg (voor het huishouden en de collectieve zaken van de gemeenschap) “boven” dat van de vrouw. En dit is ongetwijfeld een gevolg van het hebben van verschillende taken en functies betreffende het onderhoud van het gezin en het zorg dragen voor de kinderen, de volgende generatie van de gemeenschap. (Voor uitleg over andere aspecten van deze kwestie, zie: soera 2:282, voetnoot 161. Gedistilleerd uit de Qur’an door Emrullah Erdem, in “Ontmoeting met de Islam”.)